Het grote kussendilemma: Hoeveel is te veel?
- Marieke
- 13 mei
- 3 minuten om te lezen
Er komt een moment in elk huishouden waarop iemand – meestal een partner, logé of verdwaalde schoonmoeder – zich voorzichtig afvraagt: “Heb je echt zóveel kussens nodig?”
Heb je echt zóveel kussens nodig?
Ja, dat heb ik.
Kussens zijn meer dan alleen opvulling. Ze brengen comfort, karakter én zijn de snelste manier om een ruimte gezellig én bewust gestyled te laten voelen. Het geheim zit ’m niet in minder hebben – maar in beter gebruiken.
Dus, wanneer wordt het te veel? Tijd om het Grote Kussendilemma eens en voor altijd op te lossen.

Het kussendilemma
Kussens zijn de stille kracht achter een goed gestyled interieur. Ze voegen textuur, kleur en diepte toe – én bieden een perfecte plek om na een lange dag voorover in te storten. Toch raken veel mensen hier de draad kwijt. Moeten ze allemaal bij elkaar passen? Moeten ze symmetrisch liggen? Mag je velvet combineren met linnen? (Ja hoor – absoluut.)
Tegelijkertijd: te veel slecht gestylede kussens en je belandt al snel in de gevarenzone van de banklawine. Je kent het wel – een bank compleet bedolven onder een regenboog van overdadige plofkussens. Dus wat is nu de juiste balans?

Wanneer is ‘te veel’ echt te veel?
Laten we eerlijk zijn: wat Instagram “te veel” noemt, is in het echte leven meestal precies goed. Een grove richtlijn:
Drie: Clean, minimalistisch, en veilig. Ideaal voor mensen die een hekel hebben aan opschudden en moeite hebben met commitment.
Vijf: Het heilige midden. Gebalanceerd, gelaagd, en makkelijk te stylen.
Zeven (of meer): Maximalistisch en onbeschaamd gezellig. Jij houdt van comfort, van drama, en je tolereert geen lege hoekjes.
De waarheid? Het “juiste” aantal is simpelweg wat voor jou goed voelt. In mijn eigen huis geloof ik heilig: je kunt nooit te veel kussens hebben. Je rouleert ze gewoon per seizoen – of per humeur – en de rest gaat in de kast. Net alsof je in je eigen huis winkelt, maar dan zonder schuldgevoel.

De kunst van kussenroulatie
Net als met kleding hoeft niet álles tegelijk uit de kast te hangen. Door je kussens seizoensgebonden te rouleren, voelt je interieur steeds fris aan – zonder dat je telkens iets nieuws hoeft te kopen.
In de winter haal je de warme stoffen naar voren – velvet, bouclé, diepe kleuren. In de zomer ga je voor luchtig linnen, zachte neutrale tinten en misschien een speels printje hier en daar.
En ja, een kussenkast is volkomen legitiem. Dank u vriendelijk (en dat blijf ik mijn man ook stellig vertellen).

Plaids: de wingman van je kussens
Een bank is niet compleet zonder plaid. Niet alleen om onder weg te kruipen – maar ook om die kussenzee een beetje te doorbreken en extra textuur toe te voegen.
Gooi er nonchalant eentje over de leuning voor die ‘gestyled-maar-ik-deed-niks’ look. Of vouw ’m netjes op als je van strak en georganiseerd houdt.
Hoe dan ook: plaids zijn de sieraden van je bank. Niet strikt noodzakelijk, maar ze maken het plaatje wél af.

Tot slot: kussens zonder schaamte
Maak je je weleens zorgen dat je kussenverzameling een tikkeltje uit de hand loopt? Niet doen. Een goed gestylede bank met lagen, texturen en persoonlijkheid is zóveel gezelliger dan eentje die rechtstreeks uit een meubelshowroom lijkt te komen.
Gebruik wat je mooi vindt. Mix patronen. Schud regelmatig op. En bovenal: rouleer met trots.
Je bank vraagt echt niet om minder kussens. Ze vraagt gewoon om betere.

Zin in meer eigenwijze interieurinzichten? Snuffel gerust rond op mijn blog voor stylingtips zonder opsmuk (maar mét kussens). Of schrijf je in voor mijn nieuwsbrief.