Als je huis prachtig is maar het tóch niet fijn voelt
- Marieke Rijksen

- Jul 14
- 3 min read
Je kleurenpalet klopt. De bank is een droom. Je planken zijn gestyled tot in de perfectie. En toch… er knaagt iets.
Je loopt rond in je mooie huis en voelt je licht geïrriteerd. Het ziet er fantastisch uit. Maar je bent er liever niet.
Klinkt dat herkenbaar? Je bent niet de enige. En nee, er is niets mis met jou. Het is simpelweg de klassieke mismatch tussen hoe een huis eruitziet en hoe het aanvoelt. En dat overkomt zelfs de besten.

De mooie gevangenis
Een huis dat zo uit een woontijdschrift lijkt te komen, kan ook precies zo gaan aanvoelen. Koud. Onpersoonlijk. Vermoeiend.
Je zit op die designerstoel alsof het een museumstuk is – niet gewoon een plek om wijn te drinken en chips te morsen.
Dit gebeurt vaak als vorm de functie volledig overschaduwt. Je wilde schoonheid – en die kreeg je. Maar nu werkt de ruimte niet meer.
Die prachtige vintage salontafel? Zo laag dat je knieën er elke dag mee in conflict gaan. Die open planken? Een dagelijkse reminder dat jij geen handdoeken kunt vouwen als een interieurstylist.

Gemaakt voor een ander (waarschijnlijk iemand op Instagram)
Een andere boosdoener: je hebt je huis ingericht voor iemand anders. Een fictieve ‘ideale jij’ die diners organiseert, zuurdesembrood bakt en identiek glaswerk bezit.
Spoiler: die woont hier niet. Jij wel. Met jouw echte leven, jouw rommel, jouw kinderen of huisdieren of werkstress.
Het is verbazingwekkend makkelijk om een huis te creëren dat indruk maakt op iedereen – behalve op jezelf. Je hebt de trends gevolgd. Het ziet er geweldig uit. Maar het voelt niet als jij. En dan werkt het niet, hoeveel eucalyptus je ook in een vaas zet.

Looks zijn geen sfeer
We vergeten soms dat een goed interieur niet alleen gaat over wat je ziet. Geluid, geur, temperatuur, het licht ’s ochtends – het telt allemaal mee.
Misschien houd je van de visuele keuzes, maar voelt het emotioneel vlak. Te kaal, te perfect, te weinig ‘jij’.
Je huis is om in te wonen, niet alleen gefotografeerd te worden.

Dus… wat kun je doen?
Je hoeft niet opnieuw te beginnen. Je hoeft het niet allemaal weg te gooien en voluit voor maximalisme te gaan (mag wel). Maar je kunt wél de balans herstellen.
Probeer dit:
Herstel de functie. Wees eerlijk over hoe je de ruimte gebruikt. Zet een leeslamp neer waar je echt zit. Schuif de stoelen dichterbij. Laat het eerst werken, dan mooi zijn.
Breng ziel terug. Voeg dingen toe die van jou zijn – kunst die je zelf maakte, vakantiesouvenirs, rare familiestukken. Het hoeft niet allemaal ‘curated’ te zijn. Het mag gewoon van jou zijn.
Laat perfectie los. Een huis dat leeft, voelt vaak prettiger. Boeken, kussens, kleur, een plant die je vergeten bent water te geven – het hoort erbij.
Herzie de verlichting. Slechte verlichting kan zelfs een goed interieur verpesten. Dim de plafonnières, voeg warme gloed toe, maak hoekjes die voelen als een knuffel.
Onderzoek de stilte. Geluid doet ertoe. Tapijten, gordijnen en hout dempen de ruimte. Muziek doet ook veel. En stilte zónder gezellig gekletter kan vreemd leeg voelen.

Wat je mag onthouden
Een goed huis is geen voorstelling. Het hoeft niet vanuit elke hoek te imponeren. Het moet voelen als jij.
Dus als je huis er geweldig uitziet maar niet goed voelt – vertrouw op dat gevoel. Er is niets mis. Het is gewoon tijd om van mooi naar leefbaar te gaan.
Want eerlijk? Perfectie is saai. En een huis waar je je schoenen niet uit wilt trekken en diep wilt zuchten, is dat ook.





